Hoe gaat het examen

Voor je aan je praktijkrit (rijexamen of TTT) begint moet je eerst nog enkele voertuig controlevragen beantwoorden (behalve als je al vrijstelling door een TTT hebt verdiend). Deze vragen hebben betrekking op de staat en bediening van je voertuig en kunnen zowel over het interieur als het exterieur gaan.

Drie mogelijkheden

De vragen die je gesteld worden hebben betrekking op of de banden, of de vloeistoffen onder de motorkap, of de instrumenten in de auto. Omdat er bij de verschillende merken auto’s enige verschillen kunnen zitten in uitvoering en plaatsing van reservoirs, knoppen en meters kunnen we hier niet in detail ingaan op alle vragen per merk. We geven je wel precies aan waar naar gevraagd kan worden, zodat je je daar op kunt voorbereiden.

De banden

De banden zorgen voor het enige contact tussen auto en wegdek en zijn daardoor natuurlijk heel belangrijk voor je veiligheid. De staat van de band moet dan ook regelmatig gecontroleerd worden. De volgende zaken moet je zelf kunnen benoemen:

  • De wang (zijkant) van de band mag geen ernstige beschadigingen hebben. Denk daarbij aan scheuren en gaten. Let ook op spijkers en schroeven die nog wel eens in een band terechtkomen.

  • Het profiel (groeven) van de band moet minimaal 1,6 mm diep zijn. Dieper mag natuurlijk, een nieuwe band heeft ongeveer 8 of 9 mm diepte. In het diepste van de groef zitten rondom slijtage-indicatoren, een moeilijk woord voor een kleine verhoging van het rubber die op ongeveer 2mm ligt. Als de band versleten is, komen de slijtage-indicatoren dus gelijk te liggen met het oppervlak van de band en moet deze vervangen worden. Dit is dus meteen een antwoord op de vraag hoe je weet dat de band nog net versleten is. Het profiel is overigens bedoeld voor een goede afvoer van het regenwater op het wegdek en voorkomt aqua-planing.

  • De bandenspannig is ook heel belangrijk voor een goede wegligging. De meeste auto’s vereisen een spanning van rond de 2.2 Bar. voor exacte gegevens kun je terecht in het instructieboekje. Veel auto’s hebben een stickertje met deze gegevens aan de binnenkant van het portier of tankdop. Kijk maar eens.

  • Bij bandencontrole hoort ook het reservewiel mee genomen te worden.

De belangrijkste vloeistoffen

Mogelijk vraagt de examinator je om de motorkap te openen. Je moet dan een aantal vragen beantwoorden over de vloeistoffen en misschien de accu. De laatste is bij de meeste auto’s onderhoudsvrij en vraagt weinig controle. Wat je wel gevraagd zal worden is het aanwijzen van de volgende reservoirs:

  • Motorolie: smeert de motor en voert vuil af. Hier kan de motor absoluut niet zonder. Met te weinig motorolie mag je nooit gaan rijden. Je moet weten waar je bijvult. Het verschil tussen het minimum en maximumstreepje is doorgaans 3/4 tot een hele liter. Controle doe je door de pijlstok uit te nemen en af te vegen. Daarna steek je de peilstok helemaal terug en neemt hem opnieuw uit. Het niveau moet tussen de streepjes in zitten. Je moet de vulopening en peilstok kunne aanwijzen en vertellen hoe je controleert. Bijvullen kun je zelf doen, maar let op het type motorolie dat je gebruikt. Dat verschilt per auto én per motor.

  • Koelvloeistof: zonder dit spul wordt de motor te heet kan zelfs vastlopen. Een thermostaat zorgt ervoor de de motor precies op bedrijfstemperatuur (90 graden) blijft. Bij te weinig koelvloeistof lukt dat dus niet. Een oververhitte motor kan trouwens ook aan een defecte thermostaat of waterpomp liggen of een gebroken aandrijfriem. Bijvullen van het reservoir kan met gedestilleerd water, maar hou in de winter wel rekening met vorst, dus liever speciale koelvloeistof gebruiken.

  • Remvloeistof: je begrijpt het al, zonder remvloeistof is remmen onmogelijk. Je moet het reservoir kunnen aanwijzen. Bijvullen doe je bij de garage.

  • Stuurbekrachtigingvloeistof: als de stuurbekrachtiging wegvalt is sturen niet meteen onmogelijk, maar je moet wel een beroep doen op je spierballen. Je moet het reservoir kunnen aanwijzen. Bijvullen is garagewerk .

  • Ruitensproeiervloeistof: erg vervelend als hij leeg is, want dat gebeurt altijd als je net even je ruiten moet schoon maken. Met name bij vorst en pekel op de weg en ’s zomers met veel vliegen is het prettig om af en toe je ruiten schoon te maken. Je moet het reservoir kunnen aanwijzen. Bijvullen kun je zelf tot ie vol is, maar hou rekening met vorst, dus gebruik vloeistof met antivries.

Controlelampjes, instrumenten

De moderne auto heeft steeds meer elektronica en instrumenten aan boord. Het verschil tussen een nieuwe auto en eentje uit de jaren 80 is al heel groot. We noemen de belangrijkste zaken die je moet kunnen aanwijzen. Soms wordt er inhoudelijk nog op een bepaald instrument ingegaan. Zo is het handig als je kunt beantwoorden wat je zou doen als bijvoorbeeld het lampje van je motorolie gaat branden. alleen zeggen: “die is voor de motorolie” komt niet echt overtuigend over. De volgende zaken moet je kunnen benoemen en aanwijzen.

  • Alle controlelampjes in je dashboard. Er zijn gele, rode en een blauwe. Rood staat voor stoppen, niet verder rijden en probleem oplossen. Geel geeft een stroring aan die spoedig aandacht vereist. Het blauwe lampje is van je grootlicht.

  • Alle meters en instrumenten. Meest voorkomend zijn je snelheidsmeter, toerenteller, brandstofmeter, temperatuurmeter (koelvloeistof).

  • Alle verlichting moet je kunnen bedienen, waaronder stadslicht, dimlicht, grootlicht, mistlicht (achter en evt. voor), gevaren- (of waarschuwings) licht. Een auto heeft ook parkeerlicht, dit bedien je door je richtingaanwijzer naar links of rechts te zetten als het contact uit is. Er gaat dan voor en achter een stadslicht branden, waarmee je ’s nachts beter opvalt tijdens het parkeren op donkere plaatsen.

  • De bediening van de verwarming. Die is tegenwoordig wat ingewikkelder omdat de verwarming meestal is gecombineerd met de airco. Deze kan op zijn beurt weer automatisch of handmatig zijn. Het belangrijkste is dat je weet hoe je door middel van de verwarming je ruiten snel en goed droog krijgt (beter zicht) en hoe je de luchtstromen kunt regelen (benen, ramen, luchtroosters). Voor de achterruit heeft elke auto een speciale achterruitverwarming.

  • Je moet kunnen aangeven wat je doet bij een storing (brandend controlelampje)

  • Vaak wordt gevraagd naar het antiverblindings-knopje op de binnenspiegel. Deze maakt het beeld in je spiegel veel donkerder, handig als je door verkeer achter je verblind wordt.

Tot slot

Tja, dit is al een hele waslijst en dan weet je dat een gek altijd meer kan vragen dan tien wijzen kunnen beantwoorden. Laat je dus niet gek maken en denk helder na. Wat je niet weet is altijd op te zoeken en dat kun je dus ook als antwoord gebruiken. Dat staat in elk geval beter dan stomweg zwijgen of zeggen dat je het niet weet. Wat dat betreft is het instructieboekje ook voor jou al van grote waarde.